Judo bestaat uit veel bewegen en zeer snel reageren. Deze facetten
vergen veel van het concentratievermogen en van de evenwichtsfunctie. Judoka's
zijn in hun training en spel volledig op elkaar gericht in een spel van actie en
reactie met als doel elkanders balans te verstoren en de eigen balans te
bewaren. De momenten van actie en reactie volgen elkaar zeer snel op, terwijl
ook statische en dynamische momenten elkaar afwisselen, steeds weer met
hetzelfde doel: de ander uit evenwicht brengen en zelf het evenwicht
bewaren.
Naast concentratie is de gecoördineerde toepassing van
biomechanica van groot belang en ook hierdoor wordt judo een snelle, dynamische
en complexe vorm van bewegen. De bewegingen in judo moeten snel worden
uitgevoerd om de tegenstrever niet in de gelegenheid te stellen een goed
motorisch antwoord te geven. Tegelijkertijd moet worden gereageerd op de telkens
veranderende houding en beweging van de andere judoka. Dit vergt veel van de
concentratie en de coördinatie en tevens van de evenwichtsfunctie.
Judo is een tweekampspel, waarbij balans de gronddimensies zijn.
Doordat judoka's volledig op elkaar gericht zijn, wordt scherp waarnemen
ontwikkeld. Als men resultaat wil hebben dan moet men zich geven, men moet laten
zien en men moet uit zichzelf treden, terwijl de aandacht en concentratie bij de
tegenstrever zijn.
Men bereikt door
judo een toestand van evenwicht en beheersing, hetgeen uitgebouwd kan worden tot
een morele cultuur. Dit is een levenshouding, waarbij de mens leert
onbevreesd te zijn en waarbij moed en innerlijke rust wordt aangekweekt. Dat
openbaart zich vooral door onmiddellijke aanpassing in alle omstandigheden.
Men ervaart de voor- en nadelen van offensief en defensief
handelen en men leert offensieve en defensieve types te onderscheiden. Men leert
dat vallen relatief is en dat de kunst van het valbreken niet alleen
noodzakelijk is voor de veiligheid, maar ook voor de uitschakeling van de
angst.
Angst speelt een zeer belangrijke rol in het handelen van de mens.
Het onderkennen van angst is een zeer belangrijke stap naar zelfvertrouwen. Men
leert dat men kan opstaan en dat men moet opstaan. Men leert dat iedereen kan
falen en dat men steeds weer opnieuw moet inzetten, als je tenminste mee wilt
blijven doen. Men leert grenzen te verleggen en men wordt zich bewust van de
gelijkheid aan de andere mens.
De judogewoonten, het ritueel, zijn doordrongen van respect voor
de ander en de zorg voor de ander en er wordt rekening gehouden met de kleinere
of minder sterke. Hierbij leven rust en harmonie een bijdrage. Judotraining is
gebaseerd op bovenstaande uitgangspunten en leidt ertoe, dat men zich minder
afhankelijk opstelt ten opzichte van anderen, dat men zich meer toont en meer
uit zichzelf treedt.
Men gaat de wereld met eigen ogen zien, omdat men voortdurend
bezig is de eigen balans te bewaren. Hierdoor wordt men minder conformistisch,
omdat men de eigen kwaliteiten leert kennen en ook leert uiten.
Door judobeoefening ontstaat een toestand van actieve gelatenheid,
bescheiden gericht, geconcentreerd, meegaand en ervaren, het niet geleid door
angst, met een grote realiteitszin, waardoor een vermogen ontstaat tot adequaat
reageren in alle situaties: het gevolg van trainen in offensief en defensief
handelen, balans bewaren, winnen en verliezen, slagen en falen, vallen en
opstaan, in overtuiging van elkaars gelijkheid.
"Judo is de weg naar het doeltreffendste gebruik van lichaam en
geestelijke kracht. Door te oefenen in aanval en verdediging, ontwikkelt het
lichaam en de ziel en wordt geestelijke inhoud een deel van het wezen. Op die
manier is men in staat zichzelf te vervolmaken en iets van waarde te zijn voor
de wereld. Dit is het einddoel van de judo-discipline. Ieder die van plan is de
judo-weg te volgen moet bovenal deze lering in zijn hart griffen."
bron : Sportinstituur Judo Edwin Steringa